2.2 Ziekteverzuimpercentage (ZVP)

Het ziekteverzuimpercentage geeft aan welk deel van de arbeidscapaciteit in een bepaalde periode wegens ziekteverzuim verloren is gegaan. Dit is de meest gebruikte maat om het ziekteverzuim binnen een bedrijf of organisatie te typeren.

            het totaal van de verzuimde dagen in periode t
ZVP =  ------------------------------------------------------------    x 100%
            potentieel beschikbare dagen in periode t

De vaststelling van het ziekteverzuimpercentage gebeurt op basis van alle ziektegevallen die zich in de verslagperiode voordoen (dus niet op basis van nieuwe of beëindigde gevallen). Alleen de dagen die binnen de verslagperiode vallen, moet men meerekenen. Betreft het ziekteverzuim niet de gehele werktijd, dan moet men het aantal verzuimde dagen vermenigvuldigen met de proportie van de werktijd dat men ziek is. Ook moet men de (zieke) werknemers meerekenen van wie het dienstverband tijdens de verslagperiode begint dan wel eindigt.

Voor de berekening van het ziekteverzuimpercentage gaat de voorkeur uit naar twee versies: een waarbij het wettelijk zwangerschaps- en bevallingsverlof wordt meegerekend, en een zonder dit verlof. Is dit niet mogelijk, dan moet men het zwangerschaps- en bevallingsverlof niet meerekenen. Voor de maximale duur van het ziekteverzuim gelden wettelijke regelingen (zie kernbegrippen).

Berekening

Om de noemer van het ziekteverzuimpercentage te kunnen vaststellen, wordt het aantal fulltime equivalenten (zie kernbegrippen) in de verslagperiode gebruikt. De meest nauwkeurige methode gaat als volgt: vermenigvuldig voor elk personeelslid de deeltijdfactor met het aantal kalenderdagen tussen de datum uit dienst (of 31 december) en de datum in dienst (of 1 januari). Tel de uitkomsten bij elkaar op en deel vervolgens door 365. Een grovere methode is het gemiddelde van het aantal fulltime equivalenten aan het begin en het einde van de verslagperiode, of alleen het aantal fulltime equivalenten aan het begin van de verslagperiode. Als uitgangspunt voor de berekening van het ziekteverzuimpercentage gelden werkdagen of kalenderdagen. De kalenderdagmethode vergt minder administratie, want daarbij is het niet nodig het arbeidspatroon exact vast te leggen. Dat is een belangrijk voordeel gezien de toenemende flexibilisering van de arbeid.

Met behulp van de kalenderdagmethode valt ook de gemiddelde ziekteverzuimduur direct te berekenen. Als parttimers evenveel ziek zijn als fulltimers is er geen verschil tussen de kalenderdagmethode en de werkdagmethode. Maar zijn parttimers gemiddeld vaker ziek zijn dan fulltimers, dan is het overall-ziekteverzuimpercentage bij de kalenderdagmethode hoger dan bij de werkdagmethode. Zijn parttimers gemiddeld minder ziek dan fulltimers, dan komt de kalenderdagmethode lager uit.

Als men bij de kalenderdagmethode het ziekteverzuim van deeltijders proportioneel meeneemt, zijn de resultaten bij niet te kleine aantallen vergelijkbaar met die van de berekening in werkdagen (zie bijlage 3). In de praktijk is het ogenschijnlijke nadeel bij kleine bedrijven (met minder dan 50 werknemers) niet zo belangrijk. De berekening van het ziekteverzuimpercentage heeft dan weinig betekenis. In bijlage 2 staat dit nader toegelicht. In deze bijlage zijn, afhankelijk van de grootte van de organisatie, de criteria voor betrouwbaarheid van ziekteverzuimgegevens berekend. Bij kleine organisaties is vooral volgen van het individuele verzuimpatroon belangrijk.

Berekening op basis van kalenderdagen

De berekening op basis van kalenderdagen, waarbij parttimers proportioneel worden meegerekend, gaat als volgt in zijn werk:

  1. Bepaal voor elke medewerker de som van de ziekteverzuimdagen voor zover deze binnen de verslagperiode (en dienstverband) vallen. Gedeeltelijk verzuim moet men proportioneel meerekenen.
  2. Vermenigvuldig voor elke medewerker het aantal dagen uit 1 met de deeltijdfactor (= fulltime-equivalent). Voor fulltimers verandert er dus niets. Sommeer dit vervolgens over alle medewerkers.
  3. Deel het aantal dagen uit 2 door het product van het aantal fulltime equivalenten en de dagen in de verslagperiode. Personen die niet gedurende de gehele verslagperiode in dienst waren, moet men alleen meerekenen voor de duur van het dienstverband.
  4. Vermenigvuldig de in 3 verkregen fractie met 100 procent.

Berekening op basis van werkdagen

Nu volgt de berekening op basis van werkdagen:

  1. Inventariseer van elke werknemer op welke dagen hij of zij werkt en hoeveel tijd (uren) op deze dagen wordt gewerkt.
  2. Bepaal voor iedere werknemer hoeveel van deze werktijd wegens ziekte is verzuimd.
  3. Tel vervolgens van alle medewerkers de werktijd bij elkaar op die wegens ziekte verloren is gegaan.
  4. Tel de in onder 1 bepaalde (potentieel beschikbare) werktijd van alle werknemers bij elkaar op.
  5. Deel het in 3 bepaalde door het in 4 bepaalde. Vermenigvuldig dit cijfer vervolgens met 100 procent.

Detaillering

Omdat kortdurend ziekteverzuim andere oorzaken heeft dan langdurend ziekteverzuim, is een nadere detaillering van het ziekteverzuimpercentage nodig. Hiervoor kan men vijf verschillende ziekteverzuimpercentages berekenen. Deze percentages hebben betrekking op kort, middellang en langdurend ziekteverzuim. Het verzuimpercentage van de kortdurende gevallen wordt als volgt berekend:

                   verzuimde dagen van gevallen met verzuim
                   van maximaal 7 kalenderdagen in periode t
ZVPKort =  ----------------------------------------------------------- x 100%
                   potentieel beschikbare dagen in periode t

Tegelijkertijd kan men het verzuimpercentage van de ziektegevallen met een middellange duur berekenen door de ziekteverzuimdagen te nemen van de gevallen die zich voordoen in periode t en minimaal acht en maximaal 42 kalenderdagen hebben geduurd.

Het langdurend verzuim kan men splitsen in drie categorieën. In de eerste categorie vallen de verzuimgevallen die minimaal 43 dagen en maximaal 91 dagen hebben geduurd. De gevallen die minimaal 92 dagen en maximaal 182 dagen duren, behoren tot de tweede categorie met langdurende verzuimgevallen. De derde categorie met langdurend verzuim bevat de overige gevallen, namelijk die langer dan 182 dagen duren met een maximum van 365 dagen. Bovenstaande definitie geldt onverkort toepassen als in werkdagen wordt gerekend. Voor de verdere uitvoering gelden bovendien alle bepalingen die vermeld zijn bij de berekening van het ziekteverzuimpercentage.

Voor de goede orde: de duur van het ziekteverzuim is het aantal kalenderdagen vanaf de eerste dag van ziekmelding tot de herstelddatum, en betreft dus niet alleen de ziektedagen die in de verslagperiode vallen. De duurklasse-kengetallen moet men bij voorkeur over een periode van één jaar berekenen.