1 Inleiding

1.1 Eén standaard voor ziekteverzuim

Deze standaard Berekening van ziekteverzuim is tot stand gekomen in samenspraak met vertegenwoordigers van arbodiensten en bedrijfsartsen, bedrijfsverenigingen en particuliere verzekeraars, automatiseerders, sociale partners en overheden. Waarom deze standaard? Ieder bedrijf heeft belang bij een zo laag mogelijk ziekteverzuim. Om dit te bereiken moet het bedrijf een verzuimbeleid ontwikkelen. De overheid stimuleert dit door ingrijpende wetswijzigingen. De Wet Terugdringing Ziekteverzuim, gekoppeld aan de Arbeidsomstandighedenwet - kortweg TZ/Arbo genoemd - was de eerste stap naar volledige privatisering van de Ziektewet. Sinds maart 1996 is de volledige privatisering een feit, met uitzondering van een collectieve voorziening voor bijzondere groepen.

Een goed verzuimbeleid is niet denkbaar zonder een betrouwbare registratie van het ziekteverzuim. Meten is weten. Ieder bedrijf kan in principe zijn eigen ziekteverzuimgrootheden bepalen. Hiermee zou de kous af zijn, maar desondanks willen veel bedrijven de resultaten van het eigen verzuimbeleid toetsen aan dat van andere bedrijven. Want hoewel tevreden over de eigen verzuimcijfers, blijft toch de brandende vraag of andere bedrijven het niet beter doen. Het vergelijken van ziekteverzuimcijfers uit verschillende bronnen is echter pas zinvol als gebruik is gemaakt van een vergelijkbare berekeningswijze van verzuimgrootheden.

Verschillen in berekening

Het vastleggen en analyseren van verzuimgegevens is niet alleen voor individuele bedrijven van groot belang. Ook andere organen hebben baat bij betrouwbare verzuimcijfers: arbodiensten, verzekeraars, particuliere adviesbureaus, sociale partners, branche-organisaties en diverse overheden. Het is belangrijk alert te zijn op verschillen in berekening 1. De verwachting is dat door de verdergaande privatisering de onduidelijkheid over de juiste definities van verzuimgrootheden en rekenregels zal toenemen. Immers, decentralisatie van het verzuimbeleid leidt tot versnippering van de registratie. Steeds meer partijen gaan verzuim vastleggen. Dit kan leiden tot problemen in de afstemming. Juist vanwege de ingrijpende veranderingen die op stapel staan, is het moment aangebroken om bestaande definities en rekenregels aan te passen. Daarbij is het geen enkel probleem rekening te houden met actuele wensen, bijvoorbeeld het toenemende belang van parttime werk en het verrekenen van parttime werk in het verzuimcijfer.

1.2 Hoe kwam deze standaard tot stand?

De eerste aanzet voor deze standaard kwam van de WCC, indertijd de vaste commissie voor classificaties en definities van de Nationale Raad voor de Volksgezondheid 2. In opdracht van de WCC is door het Leidse instituut AS/tri een voorstudie verricht naar definities en classificaties van arbeidsongeschiktheid. Dit rapport werd tijdens de conferentie '20 jaar WCC' (september 1994) besproken in de onderzoeksessie 'Arbeidsongeschiktheid'. Daarbij bleek dat in Nederland een oerwoud aan rekenmethodes en grootheden bestaat om arbeidsongeschiktheid in statistieken uit te drukken en in te delen. Tijdens deze sessie werd eveneens de behoefte aan een nieuwe standaard duidelijk. Een aantal instanties3 dat belang heeft bij verzuimregistratie, besloot tot het opstellen van een 'breed gedragen' advies over definities en rekenregels voor verzuimgrootheden alsmede voor classificaties van kenmerken die met ziekteverzuim samenhangen.

Randvoorwaarden

Het was niet de bedoeling om vanuit een ivoren toren een methode voor het berekenen en definiëren van verzuimgrootheden voor te schrijven. Daarmee zouden de instanties immers voorbij gaan aan het vele werk dat op dit gebied al gedaan is. De afspraak luidde dat de standaard aan een aantal randvoorwaarden moest voldoen: Instanties die met verzuimgrootheden werken, moeten zelf formuleren aan welke informatie zij behoefte hebben. Ook moeten zij bepalen welke (sub)groepen van werknemers in de grootheden meegenomen worden. Er moet zoveel mogelijk aansluiting zijn bij gangbare definities en rekenregels. Dit vermindert de kosten voor eventuele systeemaanpassingen. Dit kan overigens betekenen dat meerdere definities en rekenregels naast elkaar bestaan. De keuze voor een bepaalde aanpak moet administratieve lastendruk voor bedrijven binnen de perken houden, dus geen extra papierwinkel.

Dit doel is slechts te bereiken met medewerking van alle partijen die zich met registratie van ziekteverzuim bezighouden. Om die reden is in april 1995 op het CBS te Voorburg een symposium gehouden. Hieraan namen vertegenwoordigers van arbodiensten en bedrijfsartsen, bedrijfsverenigingen en particuliere verzekeraars, automatiseerders, onderzoeksinstellingen, sociale partners en overheden deel. Zij onderstreepten het belang van een eenduidige registratie van ziekteverzuim. Door dialoog is een gezamenlijk standpunt uit de bus gekomen over de "beste" definitie en berekeningswijze van verzuimgrootheden. Dit standpunt is als concept aan alle deelnemers voor commentaar toegezonden. Aanvullend commentaar werd ontvangen van Akzo Nobel, AS/tri, Cadans, het College van Arbeidszaken van de VNG, Detam Arbo, GAK Nederland BV, KPN Arbo, het Ministerie van Binnenlandse Zaken, Nederlandse Vereniging voor Personeelsbeleid, Service Centre Informatievoorziening Bedrijfsverenigingen en VISYNED. De opmerkingen zijn zoveel mogelijk verwerkt.

1.3 Opbouw van de standaard

De standaard ziekteverzuimgrootheden zoals die in de volgende hoofdstukken is beschreven, bestaat uit twee delen. Het eerste deel (de kern) bevat de volgende vier ziekteverzuimgrootheden:

  • ZVP: ziekteverzuimpercentage en klassen;
  • ZMF: ziekmeldingsfrequentie en klassen;
  • GZVD: gemiddelde ziekteverzuimduur;
  • ZVKP: ziekteverzuimkostenpercentage en klassen.

Bij iedere verzuimgrootheid hoort een definitie, een korte beschrijving van het nut van deze grootheid en de berekening ervan. Ook passeren varianten van de grootheden de revue. Ten slotte volgt een uitleg hoe de betreffende grootheid veelal wordt gepresenteerd en welke klassen er eventueel zijn. De meeste ziekteverzuimgrootheden zijn reeds in een of andere vorm bij de diverse instellingen in gebruik.

Het tweede deel beschrijft de volgende vier groepen achtergrondkenmerken:

  • persoonskenmerken
  • functiekenmerken
  • organisatiekenmerken
  • gevalskenmerken

Bij elk kenmerk geeft dit hoofdstuk het advies voor een algemeen gangbare classificatie. Veel kenmerken zijn trouwens al bij diverse instellingen bekend.

1.4 Gebruik van de standaard

Met deze standaard is het mogelijk verzuim op groepsniveau te vergelijken. Natuurlijk is deze doelstelling volledig afhankelijk van een goede registratie van verzuim van de individuele werknemer, maar voor dit laatste is deze standaard niet primair bedoeld.
Ook is het goed te weten dat de standaard een basispakket is dat het minimaal noodzakelijke bevat. Naar behoefte mag men natuurlijk meer informatie registreren.


  1. Niet alleen individuele ondernemingen gebruiken uiteenlopende definities en rekenregels. Tijdens discussies over de gevolgen van TZ/Arbo is vaak de klacht te horen dat traditionele producenten van verzuiminformatie (CBS, Ctsv, NIA, TNO PG) dit eveneens doen.
  2. Per 1 januari 1996 is de standaardisatietaak gelegd bij het coördinatiepunt informatievoorziening in de zorgsector (CSIZ).
  3. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
    College van toezicht sociale verzekeringen (Ctsv)
    Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
    Nederlands Instituut voor Arbeidsomstandigheden (NIA)
    Tijdelijk Instituut voor Coördinatie en Afstemming (Tica)
    TNO Preventie en Gezondheid (TNO PG)