2 Ziekteverzuimgrootheden en statistieken

2.1 Inleiding

Dit hoofdstuk gaat nader in op definities en de wijze van berekenen van ziekteverzuimgrootheden en ziekteverzuim statistieken. De standaard kent vier grootheden:

Ziekteverzuimgrootheden

1) het ziekteverzuimpercentage, dat aangeeft welk deel van de werktijd in een bepaalde aaneengesloten periode verloren is gegaan wegens ongeschiktheid om te werken als gevolg van ziekte. Het geeft een aanwijzing van de omvang van het ziekteverzuim in relatie tot de arbeidscapaciteit.

2) de ziekmeldingsfrequentie, dat wil zeggen het gemiddeld aantal ziekmeldingen per werknemer in een bepaalde periode binnen een werknemersbestand, omgerekend naar jaarbasis. De ziekmeldingsfrequentie geeft inzicht in de mate waarin meldingen van ziekteverzuim binnen een groep werknemers voorkomen.

3) de gemiddelde ziekteverzuimduur, die aangeeft hoeveel dagen werknemers in een bepaalde periode per ziektegeval gemiddeld hebben verzuimd.

4) het ziekteverzuimkostenpercentage, dat aangeeft welk deel van de totale bruto loonkosten het bedrijf bij ziekte van werknemers doorbetaalt, terwijl daar geen productie tegenover staat. Het ziekteverzuimkostenpercentage geeft inzicht in de financiële gevolgen van ziekteverzuim voor een bedrijf of instelling.

Afwijkingen van bestaande methodieken

Bij het opstellen van de standaard is zoals gezegd zoveel mogelijk aangesloten bij gangbare definities en rekenregels. Bovendien is geprobeerd de noodzakelijke basisgegevens beperkt te houden. Toch is op sommige punten afgeweken van bestaande registratiemethodieken. Een voorbeeld: bij het ziekteverzuimpercentage, berekend op basis van kalenderdagen, is rekening gehouden met de deeltijdfactor. Dit komt tegemoet aan de wens om het ziekteverzuim van deeltijdwerkers ook proportioneel in het verzuimpercentage mee te nemen. Met het ziekteverzuimkostenpercentage is voldaan aan de behoefte om de financieel-economische gevolgen van ziekteverzuim voor het bedrijf in geld uit te drukken.

Nauwkeurigheid

Bij vergelijking van ziekteverzuimgegevens is het nodig rekening te houden met fluctuaties in het individuele ziekteverzuimgedrag. Naarmate de berekening van ziekteverzuimgrootheden over kortere perioden en/of kleinere groepen plaatsvindt, hoe meer kans er is dat toeval de schommelingen beïnvloedt. Reden waarom zogeheten betrouwbaarheidscriteria zijn opgesteld. Hiermee is het mogelijk de betekenis te bepalen van verschillen in ziekteverzuim tussen twee groepen werknemers, of tussen twee perioden voor eenzelfde groep werknemers. (Deze criteria zijn opgenomen als bijlage 2).

Gelet op de genoemde toevalsschommelingen geldt als richtsnoer voor een ziekteverzuimanalyse een groep van minstens vijftig werknemers. De berekening van ziekteverzuimgrootheden gebeurt meestal per kwartaal en/of per jaar. Bij kwartaalcijfers moet men rekening houden met seizoensinvloeden, griepepidemieën en dergelijke. Deze worden uitgeschakeld door voortschrijdende gemiddelden. Bij grote aantallen werknemers kan het zinvol zijn maandcijfers te berekenen (hoewel methodologisch gezien de voorkeur vaak uitgaat naar een berekening over perioden van vier weken). Omdat voor de belangrijkste verzuimgrootheid, het ziekteverzuimpercentage, de verschillen te verwaarlozen zijn, is het voor het algemene gebruik wenselijk toch maandcijfers te gebruiken. Het advies is om het ziekteverzuimpercentage en de gemiddelde ziekteverzuimduur te bepalen met één decimaal achter de komma en de gemiddelde meldingsfrequentie met twee decimalen.

Automatisering

In bijlage 4 zijn structuren voor databases en programma's beschreven voor de berekening van de ziekteverzuimgrootheden volgens de standaard.

Kernbegrippen

Bij het berekenen van de ziekteverzuimgrootheden spelen de volgende kernbegrippen een rol:

Aanvangsdatum

De eerste dag waarop iemand zou moeten werken maar verzuimt, of verminderd inzetbaar is, wegens ziekte of een ongeval. Ook als men het werk staakt wegens ziekte, geldt die dag als aanvangsdatum. Is er sprake van ziekte of een ongeval tijdens zwangerschaps- en bevallingsverlof waarvoor men nog verzuimt na beëindiging van dat verlof, dan is de aanvangsdatum de dag waarop men zou moeten werken na beëindiging van de zwangerschaps- en bevallingsuitkering.

Herstelddatum

De eerste dag waarop men weer gaat werken omdat er geen sprake meer is van geen of verminderde inzetbaarheid wegens ziekte, of de eerste dag waarop het recht op een zwangerschaps- en bevallingsuitkering ingaat, of de dag van overlijden van de werknemer.

Deeltijdfactor (= fulltime equivalent)

Bedoeld voor werknemers die niet voor de volledige werktijd in dienst zijn, maar ook voor hen die structureel meer dan een volledige aanstelling werken. Berekening vindt plaats door op weekbasis het aantal werkuren te delen door het aantal werkuren van een volledige aanstelling (bijvoorbeeld: bij korter werken 24/38 = 0,63; bij langer werken 40/36 = 1,11).

Duur van het ziekteverzuim

Het aantal kalenderdagen vanaf de aanvangsdatum van het verzuim tot de herstelddatum. De duur van het ziekteverzuim is gemaximeerd door de wachttijd van de Wet op de arbeidsongeschiktheid (WAO). Op dit moment is dat 52 weken na het begin van het ziekteverzuim. Daarbij telt men de tijdvakken van ziekteverzuim met een onderbreking van minder dan vier weken samen. In tegenstelling hiermee worden voor de bepaling van de duur van het ziekteverzuim deze wel als aparte ziektegevallen gezien. Voor werknemers in de overheidssector is het voor de vergelijkbaarheid raadzaam ook de wachttijd in de WAO als maximale duur te hanteren. Gebeurt dat niet, dan is het raadzaam dit nadrukkelijk te vermelden bij de presentatie van de ziekteverzuimgrootheden.

Ziekte

De definitie van het begrip ziekte is terug te vinden in de wettelijke bepalingen en jurisprudentie ten aanzien van loonderving bij afwezigheid wegens ziekte, met uitzondering van partieel ziekteverzuim. Van personen die gedeeltelijk ziek zijn of gedeeltelijk werken, worden in het ziekteverzuimpercentage de uren die zij werken niet meegerekend als ziekteverzuim. Werknemers die op arbeidstherapeutische basis werkzaam zijn, kan men als ziek of als níet-ziek meerekenen.

Populatie

Het nauwkeurig bepalen van de populatie (ofwel: werknemersbestand) is van groot belang voor de berekening van ziekteverzuimcijfers. De praktijk leert dat het afbakenen van de populatie vaak moeilijkheden oplevert. Door toenemende flexibilisering van de arbeid zal dit probleem wellicht verder toenemen. Deze standaard rekent slechts die personen tot de populatie die recht hebben op doorbetaling van loon door de werkgever. Dat zijn:

  • werknemers met een vast contract voor onbepaalde duur;
  • werknemers met een contract voor een bepaalde duur, zoals uitzendkrachten oproepkrachten en overige werknemers met een tijdelijk contract.

Uitzendkrachten zijn formeel in dienst van een uitzendbureau, dat verplicht is tot doorbetaling van loon bij ziekte. Uitzendkrachten horen dus niet bij de populatie van bedrijven waar ze te werk gesteld zijn.

Dan de oproepkrachten. Die zijn in drie groepen onder te verdelen:

  • personen met een contract voor bepaalde tijd (met vastgesteld aantal uren);
  • personen met een oproepovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht (met minimumaantal uren);
  • nul-urencontract (geen vastgesteld aantal uren).

De eerste twee groepen moet men zonder meer meenemen in de populatie van de standaard. Over het aantal te werken uren door mensen met een nul-urencontract bestaat vaak veel onduidelijkheid. Evenmin is vooraf helder of de betrokkene recht heeft op loondoorbetaling of ziekengeld. Valt een nul-urencontract onder de verplichting tot loondoorbetaling, dan behoort deze persoon wel tot de populatie.

Door de voortschrijdende flexibilisering ontstaat nog een scala aan nieuwe vormen van arbeidsverhoudingen: detachering, inleenkrachten, stagiaires, free-lancers, enzovoort. Het gaat hier voorlopig nog om een kleine groep. Volgens tellingen (mei 1996) van het ministerie van Sociale Zaken heeft zestien procent van de werknemers in Nederland een flexibel contract. Een precieze afbakening naar het soort contract is op dit moment nog niet te geven. Daarom is de groep flexibele werkers bij het maken van deze standaard niet in de populatie meegenomen.

Zwangerschaps- en bevallingsverlof

Bedraagt momenteel tenminste zestien weken. Het wettelijke zwangerschapsverlof kan langer dan zestien weken zijn, namelijk als het kind na de uitgerekende datum ter wereld komt. Ziektedagen vóór of aansluitend aan dit verlof moet men niet meerekenen als zwangerschapsen bevallingsverlof.